Mieupsje vloog tussen de bomen.
Hoog boven de grond, maar laag onder de wolken.
De groen van de bladeren streelden haar buikje.
Lange takken aaiden over haar lange lokken
en de zonnestralen spikkelden haar gezichtje.
Zo hoog boven de grond, maar laag onder de wolken.
Vloog Mieupsje van tak tot tak.
Haar lange staart krulde als de kunstje van een suikerspin.
De groen van de bladeren, vielen langzaam van hun nopjes.
Elke keer als ze zachtjes lande.
Zo hoog boven de grond, maar laag onder de wolken.
Trok een rode streep kris krassende door de bos.
De kou van winter bracht een vraag
En terwijl ze haar kopje krabde
Rustten haar eikeltjes verstopt
In de zakken van kinderhanden