Meten is weten, zeker als het om je belichting gaat. Om de juiste belichtingswaardes te krijgen verricht je camera een meeting. De camera kijkt naar een deel van de beeldoppervlakte en berekent daarbij met welke instellingen het tot een algemene licht/donker verhouding kan komen van 18% grijs.

Door die oppervlakte van meting aan te passen kan je aangeven in welke gebied van de foto het belangrijk is dat de meting goed is. Doordat het naar gemiddeldes kijkt, kunnen soms kleine veranderingen in het gemeten oppervlakte grote gevolgen hebben. Denk maar aan het opendoen van een donker jasje met een wit hemd eronder waarbij de meting verschoven wordt van donker naar licht en daardoor de rest van de foto onderbelicht wordt. Hierom is het enorm belangrijk om goed je meetstand te kiezen.

De lichtmeting heeft de volgende standen:

Matrix meeting: Hierbij wordt naar het hele beeld gekeken. Bij situaties met lage contrasten is dit een goede stand om te gebruiken om snel een algemene lichtwaarde te verkrijgen.

Deel of center meting: Hierbij wordt gekeken naar de middelste 20% van het beeld. Dit is vaak goed om overbelichting te voorkomen op een felle zonnige dag. Het vereist wat meer nauwkeurigheid, maar de kans dat je onderwerp goed belicht is dan ook groter.

Spot Meting: Bij spot meting wordt gekeken naar ongeveer 5% van het beeld. Dit is voor het echte precisie werk. Dit is vaak belangrijk als het om gaat dat de details van je onderwerpt goed belicht zijn.

Zoals je ziet heeft het gebiedskeuze een behoorlijk grote impact. Als je meting alsnog afwijkt, kan je het nog handmatig bijstellen met je belichtingscompensatie. Dan kan je gewoon tegen de camera zeggen dat de foto lichter of donkerder moet instellen met een aantal stops. Lichtmeting speelt ook een rol als je gaat flitsen met TTL (Trough The Lens) meting. Dan wordt er aan de hand van een kleine voorflits, die je zelf eigenlijk niet echt waarneemt, bepaald hoe krachtig de uiteindelijk flits moets zijn. Dit werkt eigenlijk het beste als je een flitser gebruikt die redelijk dichtbij je zelf is is en andere lichtbronnen niet al te overheersend zijn. Anders kan de camera er ook geen kaas van maken.

‘Geen kaas, maar mijn camera is toch super slim?!?!?’ Ja dat mag soms wel zo zijn, maar het gaat nog steeds om een meting die vanuit een punt wordt gemaakt en afhankelijk is van de binnenkomende reflectie vanaf je onderwerp. ‘De wattes?’ Je camera kan wel slim zijn, maar het ziet niet alles en kan soms voor de gek gehoude worden. ‘Oh, zeg dat dan man. Wijsneus’

Kortom, als er meerdere flitsers aanwezig zijn, het om zeer aparte lichtsituaties gaat, of de flitser echt maar een kleine deel van het totale beeld belicht dan kan het goed gebeuren dat je lichtmeting er niet mee om kan gaan. Kijk maar naar de onderstaande foto’s, het waren allemaal situaties waar de lichtmeting van de camera niet mee om kon gaan. Hier kom je dan de kracht van de manuele stand van je camera tegen en van losse lichtmeters. Hier over binnenkort meer!


Tot die tijd, meten is weten en weten is leren en leren is betere fotografie. En nu wil ik een plakje kaas graag!